Zoals het lezen van boeken mijn benul van schrijven begrenst, bestaat mijn ervaring met verhalen maken uit de vele lege theater- en concertzalen die ik van binnen heb gezien terwijl ik daar rondloop om mij voor te stellen hoe een ruimte straks feestelijk tot leven moet komen. Schouwen heet dat, ‘locatie schouwen’. Met recht, vind ik; bekijken dek de lading nauwelijks. De informatie komt van alle kanten binnen – zonder kloppen.
Het zijn de momenten die mij het gevoel geven mijn eigelijke werk te doen voor Fonteyn. Wat daar straks in die ruimte moet gaan gebeuren, zoekt nog zijn verschijningsvorm. Het vormgeven van een show begint bij de voorstelling. Door mijn verbeelding de kale hal te laten bestormen, net zolang tot deze ruimte zich gewonnen geeft – mij eigen is geworden. Het toekomstige evenement komt in licht en vorm via de achterkant van mijn ogen naar voren en vindt wonderlijkerwijs zijn weg naar het lege vlak dat ligt te lonken naar een nieuw ontwerp. Dan teken ik het moeiteloos.
In onze sparring over het maken van shows, concerten, opera’s – eigenlijk over alle vormen van live-voorstellingen en hun betekenis voor publiek, zei een bevriende toneelmeester ooit tegen me dat het er bij dit soort dingen, om te beginnen, om gaat je met iets groters te kúnnen verbinden.
‘Je moet weten waar je het voor doet,’ zei hij.
Bij éen van de vaste theaterlocaties van Fonteyn kom ik hem regelmatig tegen, de oude toneelmeester. Dan staat hij opeens naast mij, in een donkerblauwe trui, zijn grote geel-gerookte handen in zijn zij geplant.
Soms is hij er als ik daar ben, soms is hij er niet.
Maar meestal is hij er juist op het moment dat ik naar het lichtplafond sta te turen en mij achter de oren krab over changementen of andere elementen van de show die nauw samenhangen met het lichtontwerp. En het kan mij ontroeren, zoals hij dan zo vanzelfsprekend de tijd neemt om, naast mij staand, mijn vorsende blikken naar het grid te volgen en te luisteren naar wat ik denk. Maar of hij nou naast mij staat of niet, met de weerklank van zijn woorden lijkt hij mij keer op keer de oplossing te souffleren. Ja, dat idee van hem beviel mij wel, je met iets groters verbinden. Zelf is hij ingehaald door nieuwe toneelmeesters die zich tegenwoordig studiomanager mogen noemen. Maar: hij weet waar hij het voor doet.
Ik weet nog dat het me raakte.
…Misschien bedoel ik hetzelfde.
Misschien bedoel ik hetzelfde met die rechtstreekse lijn tussen het verhaal en mijzelf. De lijn waarlangs mijn eigen verbeelding wordt gevoed, de lijn waarmee ik mij ‘om te beginnen’ met iets groters verbind.
*